SPAANS NEERBEEK / Franse Overheersing
Diverse malen hebben Franse troepen door hun oorlogshandelingen en plunderingen onze streek geteisterd. Inkwartiering van hun troepen ondergingen de bewoners van 1666-
Na de Franse revolutie liet Napoleon in 1799 een volkstelling houden om de juiste samenstelling van de bevolking te achterhalen. Aan de hand van deze lijsten was het de Fransen mogelijk jongemannen te rekruteren. Zij werden vooreerst op een z.g. conscriptielijst geplaatst, aan de hand waarvan ze opgeroepen werden. In deze lijst vonden we twee zonen van Spaans Neerbeek n.l. Jean Mathieu Hamers en Stas Hamers, beiden broers. Van de laatste volgt een korte beschrijving van zijn “militaire loopbaan”.
Stas Hamers werd op 21 april 1805 aangenomen en diende tot 21 oktober 1813. Hij stond ingeschreven als geboren te Beek bij Maastricht en werd dragonder in de 3e Compagnie Dragonders; zijn signalement was bijgevoegd. Hij was Rooms Katholiek. Spoedig werd hij ingedeeld als huzaar bij het 3e Regiment Huzaren, waarbij dan zijn naam als Stas Hamers, geb. Geleen 7-
Een catastrofale brand
Zeventien april 1857 huwden te Geleen, Jan Feron, landbouwer, oud 32 jaren, en Maria Catharina Elisabeth Penris, zonder beroep, oud 21 jaren minderjarige dochter van Pieter Jacob Penris en Maria Elisabeth Hamers, overleden te Beek, resp. 9-
Als huwelijksgetuigen traden op Jan Matthijs Kubben, hoefsmid, en Pieter Frans Penris, secretaris der gemeente Beek, welke als voogd en toeziend voogd van de bruid verklaarden voor dit huwelijk hun toestemming te verlenen. De bruid ontving bij haar huwelijk een kist met zilvergeld, een nalatenschap van haar ouders.
Een dag later het huis inlopend, op zoek naar nog bruikbare spullen, zag men plots de stoof staan. Bij nazien bleek dat het zilvergeld geheel gesmolten was. Met een schop werd de stoof leeggehaald en het zilver geborgen. Had het zilver als geld geen waarde meer, dan toch nog de waarde als een kostbaar metaal. Zo verkreeg de nalatenschap van haar verstorven ouders een bijzondere en zéér waarde volle betekenis. Jan en Maré woonden enkele jaren later in een huis in het "Straetje" zoals de Keumekerweg door de dorpelingen genoemd werd. Elf jaar na de brand werd hun gezin, na vijf kinderen die zij reeds hadden, een tweeling geboren. Een jongen genaamd Pieter Frans en meisje Maria Elisabeth, mijn grootmoeder. Pieter Frans overleed vier maanden oud. Bijna zes jaar later werd hun nog een zoon geboren, die helaas anderhalf jaar oud stierf. Hierdoor waren Jan en Maré alleen hun zeven dochters gebleven. Vier van hen zouden in Spaans Neerbeek blijven wonen, huwen en vele nakomelingen hebben.
Industriele Tijdperk
Jaren verstreken en het dorp en zijn bewoners hadden zich hersteld van de verschrikkingen van de brand. Het leven en werken hadden zijn dagelijkse tred weer hervat. Naast eigen plichten behoorde men ook de algemene plichten na te komen. Deze bestonden o.a. uit het vrijhouden van de Keutelbeek van obstakels, zoals blijkt uit een brief van de opzichter Lemmens aan de burgemeester van Geleen. Een tweede brief, gericht aan de Ingenieur van de Provinciale Waterstaat Limburg, handelt over de drank vergunningen. Uit deze brieven blijkt hoe men over Neerbeek en Spaans Neerbeek in die dagen dacht.
Geleen, 4 juni 1883. Aan den Heer Burgemeester der gemeente Geleen. Ik heb de eer weled. Achtbare voor te stellen, om bij afkondiging en aanplakking op de gebruikelijke wijze, de eigenaar, pachter of gebruiker van de aan de Geleenbeek en de Keutelbeek grenzende grondstukken uit te noodigen om deze beeken vóór 15 juli eerst komende degelijk te reinigen, de aangegroeide of aangeslibte oevers weg te steken, de ingestortte aarde en ander vreemde speciën op te halen, het in het water aanwezige hout alsmede boomstammen en strouken te verwijderen, enz.
Beek 16 februari 1884. Aan den Heer Ingenieur van de Prov. Waterstaat in Limburg. Ter voldoening aan de mij bij de neven aangehaalde apostille (art. 3 no 8 en art. 4 alinia 2 der Nederlanse drankwet van dd 8 mei jl. no 8130) gedane opdracht, heb ik de eer U weledel getrouwe onder terugzending der in mijne handen gestelde stukken te berichten, dat Neerbeek een uit zeer veel huisgezinnen bestaand tot de gemeenten Geleen en Beek behoorend afzonderlijk gelegen gehucht is, waarin door Burgemeester en Wethouders van Geleen één vergunning en door Burgemeester en Wethouders van Beek vier vergunningen tot verkoop van sterken drank in het klein zijn verleend.
De afstand tusschen de het dichst bij elkander gelegen huizen behoorende tot Beek en Geleen bedraagt ongeveer 80 meter. Neerbeek is een gehucht dit is een vereniging van huizen die een eigen naam voert. De als gehucht gebezigde benaming is juist.
Onderschreven: Lemmens, opzichter v.d. Provinciale Waterstaat.
Op dezelfde dag schrijft Lemmens ook nog een stuk over z.g. verharde weg te Spaans Neerbeek. Dit was een kiezel en/of grindweg. De opzichter meld dat de kantonnier de laatste maanden niet of althans zeer weinig heeft gewerkt. De onderhoudsmaterialen, die voor de winter gespreid (het z.g. botten) hadden moeten worden, vond ik nog langs de baan liggend.
Met de opkomende mijnindustrie diende het "zwarte goud" vervoerd te worden naar Holland en andere gewesten. Hiertoe was een mijnspoor benodigd dat zou voeren van de oostelijke naar de westelijke mijnstreek en naar de haven in Stein. Staatsmijnen projecteerde deze spoorlijn, eerst midden door Spaans Neerbeek, doch uiteindelijk werd bepaald dat de ligging zuidelijker zou komen en wel bij de z.g. "80 meter" tussen de twee dorpsdelen in. Er werden contacten met de eigenaars der betreffende percelen gezocht om de onteigeningen te regelen. Hiertoe behoorden o.a. de boerderijen van Jan Godfried Penders (½) en Andreas Penders(½), priester te Leuven, en Menten, beide te Neerbeek-
A4. Limburger Courier 26-
Vertaling
Op de 2e van de maand 's morgens tegen zeven uur, brak te Neerbeek in het huis van een zekere Feron, terwijl hij zelf in de kerk was, een brand uit, die, ondanks alle bemoeiingen van bewoners en buurgemeenten, in twee uren 19 huizen in as legde, van welke er slechts 6 verzekerd waren. Alleen met de grootste moeite kon men verhinderen dat het door een heftige wind aangewakkerde vuur de naastliggende huizen greep.
Door vlammen en rook had men bijna niets van meubelen kunnen redden. Een paard, twee varkens en een kalf zijn verbrand.
A6. Archief D.S.M. Onteigeningskaart met vermelding van oude landwegen.
A5. Archief D.S.M. blijkens deze tekening was het mijnspoor eerst noordelijker, midden door Spaans Neerbeek gepland
Twintig september om half zeven ‘s morgens, vijf maanden na hun huwelijklijkssluiting, toog het jonge paar, vergezeld van vele andere dorpsgenoten naar de kerk te Geleen. Zoals gebruikelijk werd na de H. Mis een kop koffie gedronken. Ook bij de buren van Jan en Maré (Maria), die sinds enkele jaren naast hen woonden. De buurvrouw nam een ‘bösselke strö’ om de stoof aan te steken. Hierbij vlogen enkele vonken weg en kwamen in kontakt met verschillende droge stukken huisraad. De vrouw riep om hulp om het gretig om zich heen grijpend vuur te doven. Te hulp schietende dorpsgenoten zagen de vlammen al naar buiten slaan. Emmers waterscheppend uit de Keutelbeek en een rij vormend trachtte men het vuur te bedwingen. Dit lukte niet, en wat nog erger was, binnen de kortste tijd sloegen de vlammen over naar het naastliggende huis. Het toenmalige gehucht bestond voor een groot deel uit elkaar opgebouwde boerderijen. Het vuur greep steeds gretiger om zich heen en na korte tijd was het gehele dorp een grote vlammenzee.